Er zijn zo’n 350 lokale omroepen in Nederland. Die moeten zich houden aan de spelregels die de Mediawet voorschrijft. Op grond van de Mediawet moeten lokale omroepen een representatief programmabeleidbepalend orgaan (PBO) hebben dat verantwoordelijk is voor de gehele programmering van de omroep. Dit orgaan heeft een zodanige samenstelling dat het representatief is voor de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
Op grond van de statuten (laatstelijk gewijzigd op 25 juni 1997) is de stichtingsraad (PBO) belast met het besturen van de stichting. De stichtingsraad bepaalt, met uitsluiting van ieder ander orgaan, het programmabeleid. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de stichtingsraad. De stichting kan in en buiten rechte voorts worden vertegenwoordigd door drie gezamenlijk handelende leden van het dagelijks bestuur. Programmaraden (Radio- en TV commissie), productieteams en productieleiders dienen op verzoek van de stichtingsraad aan die raad rekening en verantwoording af te leggen. De stichtingsraad kan de leden van de programmaraden, productieteams en de productieleiders ontslaan.
De doelstelling van iedere lokale omroep is uitzendingen verzorgen die in de behoefte voorzien van de bevolking in het uitzendgebied. Daarom is het belangrijk dat de bevolking bij de programmering betrokken is, dan wel betrokken wordt. Lokale publieke omroep is er immers niet voor radiofreaks, maar voor de bevolking! De manier om dat zichtbaar te maken is mensen in het PBO te benoemen, die verschillende stromingen van de bevolking in het uitzendgebied vertegenwoordigen. Op die manier is het PBO representatief. Een goede vertegenwoordiging in het PBO betekent vaak meer aandacht voor de achterban. Deze mensen hoeven niet zelf programma’s te gaan maken; ze moeten de wensen en behoeften aan programma’s bepalen en deze doorgeven aan de programmamakers en deze aanspreken op de programmering. Het is aan de gemeente om te bepalen welke stromingen voor de lokale gemeenschap van zoveel belang zijn, dat zij in ieder geval een stem moeten hebben bij het bepalen bij het programmabeleid van de lokale omroep. Hoewel een brede vertegenwoordiging van het maatschappelijk spectrum belangrijk is, moet aan de andere kant voorkomen worden dat het PBO zo’n grote omvang krijgt dat het niet kan functioneren.
Als een PBO zijn taak serieus neemt, het programmabeleid regelmatig vaststelt en bijstuurt, en nagaat of dat beleid ook echt in de programmaschema’s vertaald wordt, dan stijgt de kwaliteit van de programmering van de lokale omroep.
Wat moet het PBO doen om zijn taak waar te maken? Op de eerste plaats moet het PBO er voor zorgen, dat er voldoende lokale informatieve, culturele en educatieve programmaonderdelen gemaakt en uitgezonden worden. Het PBO moet de gehele programmering goedkeuren en vaststellen. Heel belangrijk daarbij is, dat er nauwkeurig op wordt gelet of de programmering voldoet aan het programmavoorschrift. In het kort gezegd moet het PBO daarbij de programmaonderdelen indelen in categorieën (ICE, zie bijlage I) en toetsen of het wettelijk verplichte percentage van dit soort programmaonderdelen ook daadwerkelijk gehaald wordt. Het PBO moet gedurende het jaar ook kunnen vaststellen of er ook echt volgens de vastgestelde lijnen wordt gewerkt. Dit betekent in de praktijk, dat het PBO minstens eens per kwartaal bijeen moet komen, om te kijken naar de uitvoering van de vastgestelde programmering.